Frans

  • Inleiding

De taalregeling in het onderwijs werd lange tijd bepaald door de taalwetgeving van 1963. In de Nederlandstalige scholen van Brussels Hoofdstedelijk Gewest was het onderwijs in de Franse taal verplicht vanaf het derde leerjaar à rato van 3 lestijden en in de derde graad à rato van 5 lestijden. Vanaf 1 september 2009 wijzigde deze regeling. De meer uitgebreide verplichtingen inzake het leergebied Frans in Brussel werden opgeheven en werden voor Brussel en de taalgrensgemeenten vervangen door de meer algemene bepaling dat het onderricht van het leergebied Frans verplicht is in de lagere scholen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de taalgrensgemeenten. Het is in Brussel immers aangewezen om een soepele regelgeving inzake Frans op te leggen, zodat een andere invulling mogelijk wordt voor kinderen die omwille van hun thuistaal de eindtermen Frans reeds (grotendeels) bereikt hebben. Veel leerlingen van onze school hebben als thuistaal immers het Frans. Voor deze leerlingen kunnen we de onderwijstijd efficiënter aanwenden, bijv. door meer onderwijs Nederlands of een andere aanpak van het onderwijs Frans.

Het doorlichtingsverslag van november 2007 heeft duidelijk gemaakt dat we extra aandacht moeten besteden aan het leergebied ‘Frans’.

Uit het verslag: ‘Voor het leergebied Frans houden leraren amper rekening met de beginsituatie van de leerlingen. Dit uit zich in een gebrekkige afstemming op de voorkennis van de kinderen en een weinig gedifferentieerde pedagogisch- didactische aanpak. In alle klassen van de tweede en derde graad ligt voor het leergebied Frans een sterke nadruk op de schriftelijke en grammaticale verwerking waardoor er minder aandacht gaat naar de mondelinge taalvaardigheid en communicatie. Voor het leergebied Frans kunnen de teamleden het onderwijsleeraanbod gedifferentieerd aanbieden en het gerichter laten aansluiten bij de beginsituatie en de instroomkenmerken van de kinderen.’

 

  • Visie op Frans (uiteraard geldt ook hier de algemene visie)

Naast de visie die terug te vinden is in het nieuwe leerplan Frans van het GO! (maar die weinig bruikbaar is in de Brusselse context) en naast de algemene visie zal het pedagogisch didactisch handelen gebaseerd zijn op volgende principes:

1. We werken gedifferentieerd in heterogene groepen voor de lessen in formeel Frans

2. We leren onze kinderen Frans in de basisschool via een kindgerichte aanpak

3. We organiseren STIMOB (stimulerend meertalig onderwijs) in onze school

4. We organiseren de lessen Frans (net als voor Nederlands en Italiaans) rekening houdend met de beginsituatie (voorkennis) van onze leerlingen.

 

1. We werken gedifferentieerd in heterogene groepen (formeel Frans)

Afhankelijk van de context en de input, zijn er verschillende mogelijkheden om de leerlingen te groeperen en de methode en de materialen hierop af te stemmen. We kunnen de kinderen van onze school grosso modo indelen in volgende groepen:

A. Kinderen die Nederlandstalig zijn en het Frans als vreemde taal voor de eerste keer leren. Zo goed als niet aanwezig op onze school.

B. Kinderen die de taal al (een beetje) kennen omdat één of beide ouders Franstalig is/zijn en de thuistaal het Frans is. Meer dan de helft van onze leerlingen zit in dit geval.

C. Kinderen die een andere thuistaal hebben dan het Nederlands of het Frans. Voor deze kinderen is het Frans de derde taal en/of vierde taal. Ongeveer een derde van onze leerlingen zit in deze groep.

Binnen de huidige schoolpopulatie hebben wij dus haast uitsluitend te maken met kinderen van groep B en groep C.

Groep B heeft het voordeel al een zinsstructuur en een specifieke woordenschat te bezitten, ten minste wat het mondeling niveau betreft. Maar ook deze kinderen hebben nood aan een bredere woordenschat en reflectie of taalbeschouwing.

Groep C is de groep van de echte beginners of kinderen met weinig voorkennis.

Als school kiezen we ervoor om gedifferentieerd te werken in heterogene groepen voor het formele onderricht van het Frans.

Door het hanteren van de principes van taalvaardigheid, zoals voor het Nederlands, kiezen we voor een rijk en uitdagend aanbod met een werkvorm waarbij de heterogeniteit wordt aangewend om wederzijds te leren. We mengen groepen B en C.

De kinderen krijgen een taak of opdracht. De kinderen met Franse voorkennis worden dan de extra – zorgdragers voor de kinderen met minder voorkennis van het Frans.

Zo ontstaat er een klimaat van zelfvertrouwen, wederzijdse appreciatie en een gevoel van samen leren.

Het inhoudelijk accent ligt op communicatie. Dat vereist woordenschat in verschillende contexten met het leren begrijpen en correct spreken van de taal. De reflectie op het eigen taalgebruik en het taalgebruik van de andere kinderen wordt dan een bron vol motivatie om te leren. Ze ontdekken verschillen, gelijkenissen en uitdrukkingen, vooral bij het spreken maar ook bij het lezen van verschillende teksten en bij het horen van muziek en poëzie.

2. We leren onze kinderen Frans in de basisschool via een kindgerichte aanpak :

Voor ze op school Frans leren, komen onze kinderen in de Brusselse regio en in de taalgrensgemeenten al heel vroeg in contact met de Franse taal. Voor de meesten is het hun moedertaal en/of hun tweede thuistaal en/of straattaal. Maar de voorkennis van het Frans verschilt nog van kind tot kind. De invloeden van het milieu en de buurt spelen daarin een aanzienlijke rol.

Toch worden alle kinderen voor het eerst met het schoolse leren van de Franse taal geconfronteerd. Dit is een uiterst delicaat moment voor kinderen die in het dagelijkse leven niet het Frans gebruiken want Frans leren op school moet bij de leerlingen het gevoel doen ontstaan dat het beter leren van die taal zeker nodig en haalbaar is. Ze kunnen kracht putten uit succeservaringen bij het Nederlands.

Om dit te realiseren is een kindgerichte, een ervaringsgerichte- en belevingsgerichte aanpak noodzakelijk. Immers, bij een succesvol taalverwervingsproces is de motivatie van de leerlingen de eerste voorwaarde en we moeten ook de spreekdurf bij onze leerlingen bevorderen.

Men leert een moderne vreemde taal om te kunnen communiceren. Dat betekent dat vanaf de start communicatieve taaltaken en het correct begrijpen en overbrengen van eenvoudige boodschappen centraal moeten staan.

Concreet betekent het dat in onze school maximaal wordt ingezet op goede attitudes (willen leren, belangstelling voor andere culturen, zich inzetten …), op strategieën (om teksten te kun­nen begrijpen, te lezen, om in interactie te kunnen gaan …) en op basiscommunicatieve structuren (begrijpen en zelf kunnen produceren van eenvoudige boodschappen en hierbij enige lexicale en grammaticale kennis inzetten).

Naarmate de leerlingen vorderen en zich de basiscommunicatieve structuren meer en meer eigen maken, kan men meer focussen op vorm en correctheid.

Een communicatieve taaldidactiek in de basisschool houdt in dat de vaardigheden luisteren, spreken, in interactie gaan en lezen centraal staan. Het schrijven zal aanvankelijk vooral een ondersteunende rol hebben en een element zijn van verankering van structuren. Grammatica speelt in dat aanvanke­lijke stadium van taalverwerving een dienende rol, m.a.w. ze staat in functie van de taaltaken die kin­deren uitvoeren.

3. We organiseren STIMOB (stimulerend meertalig onderwijs) in onze school (kleuter en lager onderwijs)

Stimob staat voor stimulerend meertalig onderwijs in Brussel. Een vijftal scholen zijn de afgelopen jaren in dit project ingestapt. Onze school onderwijst een deel van het curriculum vanaf de kleuterschool (derde kleuterklas) in het Frans.

Het gaat in onze school over muzische vorming (kleuterschool en 1 ste graad lager onderwijs) en wereldoriëntatie (2de en 3de graad van de lagere school).

Deze vorm sluit aan bij de Europese CLIL- methodologie (content and language integrated learning) en steunt volgens Professor Van De Craen op volgende principes:

  • Het optelprincipe
  • Het herhalingsprincipe
  • De transfer
  • De versterkte cognitie
  • Het betere brein

We kiezen ervoor om de STIMOB uren te laten geven door een personeelslid dat hetzij een native speaker is, hetzij een communicatieve vaardigheid heeft in het Frans die duidelijk hoger is dan deze van de kinderen.

In de lessen STIMOB creëren we activiteiten waarin het kind persoonlijk betrokken wordt, waarin de eigenheid van elk kind extra belicht wordt in de wijze waarop hij communiceert. De non verbale lichaamstaal die direct waarneembaar en spontaan aanwezig is en vooral zeer begrijpbaar door alle kinderen, zijn een bron aan materiaal om daarna te gaan verbaliseren.

Ongeacht de spreektaal wordt lichaamstaal direct begrepen. De directe ervaring is zeer aanschouwelijk materiaal om taal eerst te begrijpen en te gebruiken achteraf.

We kunnen al spelend beginnen in de derde kleuterklas door te rijmen en liedjes te zingen. Zo leren de kinderen de klanken van een ‘nieuwe’ taal kennen vooraleer te starten in het eerste leerjaar of in een volgend leerjaar.

Zelfs Franstalige kinderen beschikken op die leeftijd nog niet over een brede waaier van woordenschat. Zo zal de kloof of het verschil in woordenschat tussen de beginners en de gevorderden nooit zo groot zijn dan wanneer men start in het derde of het vijfde leerjaar.

Enkele conclusies m.b.t. STIMOB- onderwijs,  terug te vinden in : ‘Het duurzaam lerende brein – De meerwaarde van meertaligheid  – Piet van de Craen, Katrien Mondt en Evy Ceuleers

Een bundel artikelen over onderzoek naar meertalig onderwijs:

  1. Stimob leerlingen gedijen voorspoedig, ongeacht hun taalachtergrond
  2. Stilmob leerlingen halen na 4 jaar betere resultaten dan controle-school leerlingen: voor hoofdrekenen en metend rekenen zijn de resultaten significant beter; ook hun begrippenkennis is beter.
  3. De moedertaal van STIMOB-leerlingen wordt positief beïnvloed
  4. Stimob-leerlingen vertonen een meer open attitude t.o.v. anderstaligen
  5. Meertalig onderwijs verhoogt het abstractievermogen van leerlingen waardoor ze beter voorbereid aan het secundair onderwijs beginnen.
  6. Meertalig onderwijs leidt tot een aanscherping van de cognitieve vermogens van leerlingen.
4. We organiseren de lessen Frans (net als voor Nederlands en Italiaans) rekening houdend met de beginsituatie (voorkennis) van onze leerlingen

Bij al deze opties vinden we onderstaande punten belangrijk:

*  Niveau bepalen en evalueren

We moeten onze instroom kennen vanaf de onthaalklas. Het gaat dan vooral om te weten welke de moedertaal van de kinderen is, welke thuistaal ze spreken en met welke omgevingstaal ze worden geconfronteerd om dit alles in kaart te kunnen brengen.

Op het einde van het tweede leerjaar of bij aanvang van het derde leerjaar kan het niveau van elk kind worden bepaald. We maken gebruik van onze observaties en genormeerde toetsen om een leerlingtraject uit te tekenen en intentioneel te differentiëren (via onze groepen zoals boven bepaald).

*  Taalniveau Frans einde zesde leerjaar

Ook als de leerlingen de eindtermen bereikt hebben, remmen we hen niet af. Het begrijpend lezen, het omgaan met teksten, de verdieping bij de taalbeschouwing is mogelijk. Ook de beheersing van het schrijven willen we verder aanmoedigen. Het gaat hier niet zozeer om de verwachtingen van het SO maar wel om het bieden van de mogelijkheid om een taal correct en dieper te leren kennen. Ook hier hanteren we maximaal de autonomie en de mogelijkheden die ons geboden worden binnen het kader van de lestijden.

  • Organisatie van het leergebied Frans

zie tabel met het aantal lestijden Nederlands, formeel Frans en het aantal lestijden STIMOB.

Voor de praktische organisatie van het leergebied Frans verwijzen we naar de themabundels en weekschema’s in KO en de verdeling van de onderwijstijd (bijlage2) voor LO.