Italiaans

  • Inleiding

In september 1981 startte het allereerste OETC[1] onderwijsprogramma van Foyer – Werkgroep immigratie in een Nederlandstalige school te Brussel.

Hoewel het niet het eerste project voor Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur (OETC) was in Vlaanderen – een aantal Limburgse scholen waren er al mee begonnen in 1976 – bleek aanvankelijk de erkenning van dit project niet evident. Hoewel een in 1977 aangenomen Europese richtlijn stelde dat kinderen van immigranten recht moeten hebben op moedertaalonderwijs, was er op dat ogenblik van de Vlaamse onderwijsoverheid geen structurele ondersteuning voor dergelijke projecten. De Foyer, die voor haar project alleen een kleine subsidie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie ontving, moest een particulier steunfonds oprichten om haar initiatief te kunnen laten doorgaan.

Sinds de jaren ’80 waren er op het vlak van erkenning een aantal wijzigingen.

Nadat de Europese Gemeenschap in 1984 het Foyer-project erkend had als pilootproject ging ook de Vlaamse overheid over tot ondersteuning, nadat ze al eerder in het kader van ‘Elkaar Ontmoetend Onderwijs’ (EOO) het Limburgse model had erkend. In 1991, een sleuteljaar inzake het Vlaamse onderwijsbeleid voor migranten, werd OETC als een aparte optie ondergebracht binnen het algemene ‘onderwijsvoorrangsbeleid’ (OVB)[2] met daarin twee modellen: het ondersteunend model en het bicultureel model (Brussel).

In 1994 ontwierp de Vlaamse overheid een raamcurriculum voor OETC dat was gericht op het behoud en de verdere ontwikkeling van de eigen taal en de ondersteuning van een coherente, expliciete en multireferentiële identiteit.

In 1997 formuleerde de VLOR een ‘Tussentijds advies over de juridische aspecten van de organisatie van OETC en werd er gekozen voor een optimaliseringspiste.

Sinds de start van het Gelijke Onderwijskansen Beleid (GOK)[3] in 2003 (en de opheffing van het OVB) is er geen duidelijk kader meer voor OETC in Vlaanderen. Het Brusselse model werd onder Minister Vanderpoorten wel opgenomen in het Brusseldecreet (2004)

Anno 2010 telt het OETC-project in Brussel een 520 kinderen, verspreid over zes scholen. In Vlaanderen (inclusief Nederlandstalig Brussel) is het veruit het grootste, langstdurende en meest geïntegreerde OETC- project. Met geïntegreerd bedoelen we dat de moedertaallessen altijd binnen het lessenrooster plaatsvinden, en daar een substantieel deel van uitmaken. Je kan dit samenvatten onder de noemer geïntegreerd meertalig onderwijs.

Het Italiaans project in onze school startte in 1987.

 

  • Visie op Italiaans

Verschillende motieven maken deel uit van de visie die aan de basis ligt van de lessen Italiaans.

Kinderen met een allochtone achtergrond die opgroeien in een complexe stad als Brussel ontwikkelen een multireferentiële identiteit. Positieve aandacht voor de meertalige context waarin kinderen opgroeien en expliciete ondersteuning van de betrokken minderheidstaal helpt de ontwikkeling van een evenwichtige identiteitsontplooiing.

De positieve benadering van de potentiële meertaligheid van de kinderen ligt mee aan de basis van het project. Kinderen kunnen vanuit hun moedertaal vaardigheden en inzichten verwerven die ook de Nederlandse taalvaardigheid ondersteunen. Daarnaast wordt er via de lessen een actieve meertaligheid nagestreefd. Deze werd gekoppeld aan de doelen van het Europees referentiekader en van het taalvaardigheidsonderwijs Nederlands.

Het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader verschaft een gemeenschappelijke basis voor de uitwerking van lesprogramma’s, leerplanrichtlijnen, examens, leerboeken en dergelijke in heel Europa. Het beschrijft wat leerlingen moeten leren om een taal te kunnen gebruiken voor communicatie en welke kennis en vaardigheden zij moeten ontwikkelen om daarbij doeltreffend te kunnen handelen. De beschrijving omvat ook de culturele context van taal. Verder definieert het referentiekader vaardigheidsniveaus waarmee de vooruitgang van leerlingen levenslang kan worden gemeten in iedere fase van het leerproces.

Binnen het Foyer project werd ervoor gekozen om het luik taalvaardigheid hierop af te stemmen. Als eindterm richt het project zich op het niveau B1 (Treshold, beperkt talige zelfstandigheid,) Dit komt overeen met wat er momenteel in Vlaanderen wordt gesteld als eindterm derde jaar ASO binnen het vreemde talenonderwijs[4] In een gradueel opgebouwd programma werken de leerkrachten naar deze einddoelen toe. Op het einde van de zesde klas kan een evaluatie gebeuren aan de hand van op Europees niveau ontwikkelde instrumenten.

Het bevorderen van interculturele vaardigheden was een basisdoelstelling. Deze werd uitgebreid met talensensibilisering zoals dit ook in Europa wordt naar voor geschoven als essentiële component van goed taalonderwijs.

  • Organisatie Italiaans (OETC)

De lessen sluiten gedeeltelijk aan bij de notie CLIL[5] (Content and Language Integrated Learning) wat betekent dat een gedeelte van het curriculum in een andere taal wordt gegeven. Slechts gedeeltelijk omdat er ook expliciet aan taalvaardigheid wordt gewerkt. De kinderen krijgen lessen volgens een model van ‘stapsgewijze integratie’ waarbij het aantal uren gaandeweg wordt gereduceerd. Dit model werd opgezet in lijn met van projecten in Canada en Nederland maar vandaag ook in lijn met sommige projecten in Californië (VS).

In de kleuterperiode (2,5 tot 5 jaar) worden een 8 lestijden van de 28 besteed aan Italiaans. In de lagere school (6 tot 12 jaar) worden er aanvankelijk een 5 tal lestijden gegeven  in de eerste graad en 4 lestijden in tweede en derde graad. De lessen worden steeds gegeven door een native speaker die onder contract staat bij Foyer (gaat dus niet af van het lestijdenpakket).

Als werkinstrument naar leerlingen toe koos Europa voor het concept ‘taalportfolio’. Kinderen leren op die manier zichzelf evalueren, verwerven inzicht in hun meertaligheid en worden aangezet om hanteerbare en bereikbare doelen voor zichzelf te stellen. Bovendien wordt er gestreefd naar groeiend inzicht in leerstrategieën (hoe breid ik mijn woordenschat uit, hoe belangrijk is correct taalgebruik en hoe werk ik daaraan, …)

De leerkrachten van deze specifieke lessen en scholen worden rechtstreeks ondersteund door de pedagogische begeleiders van Foyer.

Er wordt van de leerkrachten ook een goede taalvaardigheid Nederlands gevraagd, minimaal B2, dat is hetzelfde niveau dat wordt gevraagd aan leerkrachten secundair onderwijs in een levende vreemde taal.

De leerkrachten werken op de eerste plaats binnen de projectscholen. Iedere leerkracht werkt zich maximaal in binnen de specifieke schoolcontext, hanteert het specifieke programma voor OETC en kan beroep doen op de projectbegeleider voor verdere ondersteuning. Daarnaast worden er elk jaar vijf schooloverstijgende bijeenkomsten voorzien voor de totale groep Turkse, Italiaanse en Spaantalige leerkrachten. Op deze momenten is er ruimte voor vorming en overleg.

Er wordt aan de leerkrachten gevraagd om een aantal documenten bij te houden:

  • aanwezigheidsregister
  • agenda (voor iedereen op dezelfde digitale wijze)
  • vanaf september 2010: tabellen in kader van Europees referentiekader (behandelde doelen)
  • beknopt leerlingen volgsysteem
  • overzicht en beknopt verslag van ouderbijeenkomsten
  • overzicht en beknopt verslag van individuele bemiddelingen (gesprekken ouders/school/CLB/hulpverleners).

De individuele opvolging gebeurt binnen de overlegstructuren van de school (school betrokken overleg, Gok-begeleiding, oudercontacten en dergelijke) en wordt aangevuld met specifieke inzet van de OETC-leerkrachten vooral op het vlak van de ouderbetrokkenheid (bijvoorbeeld via huisbezoeken).

Via de lessen in de eigen taal reiken de leerkrachten ook de ouders sleutels aan om thuis de talige opvoeding te versterken.


[1] OETC = Onderwijs in eigen taal en cultuur is de officiële benaming die werd gegeven aan integratieprojecten die op systematische wijze minderheidstalen in het onderwijs integreren

[2] OVB = Onderwijs voorrangsbeleid, Onderwijsprogramma en bundeling van maatregelen waarmee het Vlaamse onderwijs vanaf 1991 de blijvende achterstand van allochtone kinderen wil wegwerken.

[3] GOK = Opvolger van het OVB- beleid. De focus ligt op het bestrijden van leerachterstanden van kansarme allochtone en autochtone kinderen en op het realiseren van een gelijke behandeling van alle leerlingen, ongeacht hun afkomst, huidskleur of religie.

[4] Uitgangspunten bij de eindtermen en ontwikkelingsdoelen Moderne vreemde talen voor het lager en het secundair onderwijs.

[5] CLIL = Content and Language Integrated Learning (CLIL) is a dual-focused educational approach in which an additional language is used for the learning and teaching of both content and language. Uit: Coyle, D., Hood, PH., & Marsh, D. (2010). CLIL. Content and Language Integrated Learning. Cambridge: University Press.